Bewijsvoering
De beroepsbeoefenaar mag zelf beoordelen welke bewijsstukken hij wil overleggen. Geldige bewijsstukken zijn:
- de individuele arbeidsovereenkomst
- een kopie van een recente loonstrook
- een verklaring van de werkgever (op een speciaal te ontwikkelen formulier)
- een verklaring van een uitzendbureau of een vergelijkbare instelling (indien het om uitzendwerk gaat)
- schriftelijke stukken van de werkgever(s) of van een bemiddelende instantie, met daarop nadere informatie over eventuele werkonderbrekingen
- een bewijs van inschrijving in het kwaliteitsregister van de betreffende beroepsgroep indien de eisen daarvan minimaal gelijk zijn aan die van het BIG register
- andere schriftelijke stukken waarvan de beroepsbeoefenaar van oordeel is dat zij de aanvraag kunnen onderbouwen.
Voor zelfstandigen die niet in loondienst werken, komt als bewijsstuk in aanmerking:
- een accountantsverklaring (eventueel onderbouwd met een afschrift van de blz. uit de voorgaande vijf jaarverslagen van de winst- en verliesrekening
- afschriften van belastingaangiften
- een kopie van de Kamer van Koophandel
- een kopie van de schriftelijke waarnemingsovereenkomst indien sprake is van (tijdelijke) waarneming
- een bewijs van inschrijving in het kwaliteitsregister van de betreffende beroepsgroep indien de eisen daarvan minimaal gelijk zijn aan die van het BIG register
- andere schriftelijke stukken waarvan de beroepsbeoefenaar van oordeel is dat zij de aanvraag kunnen onderbouwen.